Betrokkenheid bij je kind is wat je als ouder graag wilt, maar helaas niet altijd kan geven. Deze 5 spelletjes maken het op de meest onmogelijke momenten toch mogelijk om met je kind te spelen. Bijvoorbeeld onderweg in de auto, tijdens het eten en drinken, terwijl je de strijk of was aan het doen bent of welk ander moment dan ook.
Inhoudsopgave
Het “in gedachten” spel
Om de beurt neem je iets of iemand in gedachten. Dat kan een mens, dier of voorwerp zijn, maar eventueel ook een locatie. Je kind mag vervolgens vragen stellen die jij met “ja” of “nee” kunt beantwoorden.
“Is het een persoon?”
“Nee.”
“Is het een dier?”
“Ja.”
“Heeft het vier poten?”
“Ja.”
“Komt het voor op de boerderij?”
“Nee.”
“Kun je het in de dierentuin zien?”
“Ja.”
Enzovoorts.
Nadat je kind het dier geraden heeft – al dan niet met een kleine tip – kun je de rollen omwisselen. Dit spel is te spelen vanaf een jaar of 4 en stimuleert de creativiteit en het leggen van verbanden.
Ik zie ik zie wat jij niet ziet
Een klassieker natuurlijk, maar daardoor niet minder zinvol. Bij “Ik zie ik zie wat jij niet ziet” neem je een voorwerp in gedachten die op dat moment in de ruimte is. Je geeft alleen de kleur van het voorwerp prijs. Je kind raadt vervolgens wat jouw voorwerp is.
Ideaal voor kinderen vanaf 4 jaar (maar ook op hogere leeftijd nog hartstikke leuk om te spelen, zeker als je het moeilijker maakt). Stimuleert de taalontwikkeling, evenals het onderscheiden van kleuren.
De 24-game
Dit rekenspel is geliefd in menig schoolklas en wordt dan ook vaak gebruikt om een rekenles in te leiden. Het is de bedoeling dat je met vier getallen aan het getal 24 komt, waarbij je mag delen, vermenigvuldigen, optellen en aftrekken.
Het spel kan zowel op papier als uit het hoofd gespeeld worden, al moet je dan wel goed kunnen onthouden.
Wie is het?
Ook het bekende bordspel “Wie is het?” is prima te spelen zonder dat je er materiaal voor gebruikt. Om de beurt neem je een persoon in gedachten. De ander moet raden wie de persoon is, maar mag slechts 5 vragen stellen.
Vragen die tot het goede antwoord kunnen leiden zijn bijvoorbeeld:
- Kennen wij deze persoon?
- Is het een bekende Nederlander?
- Is deze persoon bekend van televisie?
- Is deze persoon familie van ons?
Woordenslang maken
Tot slot is er de “woordenslang”. Maak een zo lang mogelijke woordenslang door – het liefst zo snel mogelijk – woorden aan elkaar te rijgen. Elk nieuw woord moet beginnen met de letter waar het laatste woord mee eindigde. Dus “wasmachine” heeft een woord met een “e” tot gevolg, zoals “eekhoorn”, waarna “nijlpaard”, “dinosaurus” en “stekelvarken” kunnen volgen.
Je kunt de woordslang breed houden, maar ook beperken tot één categorie. Denk aan “dieren” of aan “landen”.