Maakt jouw kind dit jaar Leerling in Beeld of Cito-toetsen van groep 3? Dan wil je vast weten wat er allemaal getoetst wordt. In dit artikel zetten we uiteen welke domeinen en bijhorende vaardigheden van een kind in groep 3 worden verwacht op het gebied van rekenen. Bekijk ook het artikel “Wat leer je in groep 3?” en “Citotrainer groep 3”.
Inhoudsopgave
Getallen
Getalbegrip is in groep 3 van essentieel belang. Er zijn veel oefeningen die over de telrij gaan. Dit is de rij van 0 tot en met 100. In de klas zie je dit vaak terug, omdat de getallenlijn in de klas is opgehangen. Kinderen moeten meerdere zaken kennen en kunnen op het gebied van getalbegrip, bijvoorbeeld:
- De telrij opzeggen tot en met 100 en vanuit ieder getal vooruit of achteruit kunnen tellen
- Aan kunnen geven wat “mee” en “minder” is
- Vertellen waar een getal zich op de telrij bevindt.
Wat betreft getalbegrip vinden in groep 3, zeker in het begin, de meeste bewerkingen tot en met 20 plaats. De telrij wordt wel tot en met 100 verkend.
Optellen en aftrekken
Om goed te kunnen optellen en aftrekken, moeten leerlingen de bijhorende notatie kennen. Ze kennen dus de notatie + en -, maar weten ook wat = betekent.
Verder wordt verwacht dat kinderen begrip hebben over optellen en aftrekken en dat ze kunnen splitsen, zoals 2 + 5 = 7, maar dat betekent ook dat 7 – 5 = 2 en dat 7 = 5 + 2. Ze leggen het verband tussen de onderlinge verhoudingen van deze getallen.
Rekenen tot en met 20 lukt leerlingen in groep 3 met de volgende strategieën:
- Getallen omdraaien bij optellen (2 + 7 = 7 + 2)
- Bijna verdubbelen ( 5 + 6 = 5 + 5 + 1)
- Rekenen met 5 of met 10
- Herformuleren van sommen
- Analoog rekenen
- Gebruik maken van de inverse relatie van een som
Het is belangrijk dat een kind kan vertellen hoe het aan zijn of haar antwoord gekomen is. Daaruit blijkt immers het getalbegrip het beste.
Vermenigvuldigen en delen met hele getallen
In groep 3 wordt een begin gemaakt met vermenigvuldigen en delen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door te werken met rijen of groepjes. Een som als “Milan heeft drie zakken met in elke zak vier appels” komen in groep 3 voor. Ze zullen vaak als herhaald optellen de revue passeren, maar zijn een beginnende variant van vermenigvuldigen.
Verhoudingen
In hogere groepen zijn verhoudingen niet meer weg te denken. In groep 3 wordt er al aan verhoudingen begonnen, maar dan in een betekenisvolle context. Bijvoorbeeld: “Suiker maakt zoet. Als je meer suiker in je thee doet, wordt je thee dan zoeter of minder zoet?”
Meten en meetkunde
Op het gebied van meten en meetkunde wordt van het rekenen in groep 3 verwacht dat kinderen kennis hebben van begrippen als lang, langer, langst, mar ook kort, korter en kortst. In Cito-toetsen komen dergelijke sommen veelvuldig terug.
Leerlingen moeten bovendien in staat zijn een lengte te meten door af te passen met een natuurlijke maat.
In groep 3 wordt met oefeningen de oppervlakte al afgetast, bijvoorbeeld door de oppervlakte te berekenen aan de hand van een hoeveelheid papieren of blaadjes.
De inhoudsmaten komen voorbij door het aanleren van begrippen als “leeg”, “voller”, “volst” en “evenveel”. Het begrip “inhoud” moet bij kinderen bekend zijn als begrip. Ze zullen op spelenderwijze kennismaken met wat inhoud betekent, zoals een glas vullen met water of een doosje met blokjes.
Het begrip “gewicht” komt in groep 3 terug in de vorm van “zwaar”, “zwaarder” en “zwaarst” of juist “even zwaar”. Er worden situaties genoemd waarin gewicht een rol speelt, maar waaruit ook blijkt dat een grote doos niet altijd zwaarder hoeft te zijn dan een kleine doos. Oftewel: de grootte van iets zegt niet iets over het gewicht.
Tijd
Kinderen in groep moeten de tijdsbegrippen uit dagelijkse situaties kennen en deze foutloos kunnen gebruiken. Denk hierbij aan termen als “dag” en “nacht”, maar ook “vandaag”, “morgen”, “nu”, “straks” en “gisteren”. Ze moeten de weekdagen in de juiste volgorde kennen.
Geld
Het geldsysteem wordt in groep 3 uitgelegd aan de hand van kopen en betalen. In groep 3 worden kinderen met munten van 1 en 2 euro en biljetten van 5 en 10 euro ondergedompeld in het rekenen met geld.
Ruimtelijke oriëntatie
Een belangrijk vak in groep 3 is ruimtelijke oriëntatie, oftewel weten hoe een ruimte ingedeeld is. Begrippen als “links” en “rechts” zijn hierbij van fundamenteel belang, net als “tussen” en “naast”. Aan de hand van een plattegrond kunnen kinderen een route afleggen of ze zijn in staat zelf de plattegrond van hun kamer of huis te maken.
Construeren
In groep 3 leren kinderen een blokkentoren te bouwen aan de hand van een tekening. Ze maken op die manier ook vouwwerkjes na en werken in stappen. Ook patronen die met regelmaat terugkeren, leren zij na te maken. Dit gebeurt vaak nog met concreet materiaal, zoals kralen of mozaïek.
Vormen en figuren
Kinderen in groep 3 moeten verschillen benoemen tussen meetkundige figuren, zoals de cirkel, de driehoek, het vierkant of de rechthoek. Ze moeten deze figuren kunnen koppelen aan een uitslag (vaak als bouwplaat).
Verbanden
Tot slot leren kinderen in groep 3 hoe ze een eenvoudige beelddiagram (vaak met afbeeldingen) kunnen interpreteren en wat hierin te lezen valt. Ze kunnen ook zelf een diagram maken door hokjes aan te kruisen of in te kleuren.
Extra oefenen voor rekenen in groep 3?
Wil je meer informatie over hoe je de Cito rekenen in groep 3 met je kind oefent? Lees dan ons uitgebreide artikel over de afnames van Cito in groep 3.