Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin? Het lijdend voorwerp (in de les vaak afgekort tot lv) vind je nadat je de persoonsvorm, het gezegde en het onderwerp van een zin gevonden hebt. Voor het vinden van het lijdend voorwerp beantwoord je de volgende vraag:

Wie of wat + onderwerp + persoonsvorm/ gezegde?

(Het gezegde bestaat uit de persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.)

Voorbeeld 1

Lees de zin:

Robin koopt een nieuwe computer in de winkel.

Ga op zoek naar persoonsvorm, gezegde en het onderwerp.

Persoonsvorm: koopt

(Gezegde: koopt)

Onderwerp: Robin

Beantwoord de vraag: Wie of wat + onderwerp + gezegde?

In deze zin: Wie of wat + koopt + Robin?

Het antwoord op die vraag is: een nieuwe computer.

Het lv in deze zin is: een nieuwe computer.

Hoe vind je de lv? Wie of wat + onderwerp + gezegde = lijdend voorwerp.

Wat is het lijdend voorwerp?

Nu je een voorbeeld hebt gezien, weet je hoe je een lv kunt vinden. Maar wat is het lijdend voorwerp van een zin nu precies? En heeft elke zin een lijdend voorwerp?

Zinnen zijn opgebouwd uit allerlei woordsoorten en zinsdelen. Het onderwerp en de persoonsvorm zijn daarvan de bekendste en de belangrijkste. Je hebt ze nodig om de rest van de woordsoorten en zinsdelen, zoals het lijdend voorwerp, te vinden.

Het lijdend voorwerp is een zinsdeel en wordt vaak naast het onderwerp gezet om het verschil duidelijk te maken.

In de zin “Robin koopt een nieuwe computer in de winkel” is Robin het onderwerp. Het onderwerp is actief: het doet iets. Zoals de persoonsvorm al aangeeft, Robin koopt iets.

Het lv is het zinsdeel dat juist niet doet. Het overkomt iets, er wordt wel iets mee gedaan, maar het is zelf niet actief. In de zin wordt “een nieuwe computer” gekocht. De computer is geen onderwerp, maar wel het lv.

Hulpkaartje om het lijdend voorwerp te vinden aan de hand van persoonsvorm/ gezegde en onderwerp.

Voorbeeld 2

Lees de zin:

Oom Lester heeft gisteren baklava gemaakt.

We doorlopen weer even alle stappen:

Ga op zoek naar persoonsvorm, gezegde en het onderwerp.

Persoonsvorm: heeft

Gezegde: heeft gemaakt

Onderwerp: Oom Lester

Beantwoord de vraag: Wie of wat + onderwerp + gezegde?

In deze zin: Wie of wat + heeft gemaakt + oom Lester?

Het antwoord op die vraag is: baklava

Het lijdend voorwerp in deze zin is: baklava.

Tip:

Print dit kaartje en plak het in je schrift of op je tafel. Het helpt je vanaf nu alle lijdend voorwerpen te vinden.

Zit er in elke zin een lijdend voorwerp?

In elke zin zit een persoonsvorm en onderwerp. Maar hoe zit dat met het lijdend voorwerp? Het lv zit niet in alle zinnen. Er zijn genoeg voorbeelden te bedenken van zinnen waarin geen lv zit. Bijvoorbeeld:

  • Loek loopt naar zijn oma.
  • De televisie staat uit.
  • In de straat rijdt een geel busje.

Op deze zinnen zijn de vragen “Wie of wat + onderwerp + gezegde?” niet van toepassing.

Hoe herken je het lijdend voorwerp?

Voor je in elke zin het lijdend voorwerp gaat zoeken met het stappenplan, kan het helpen als je het lv al een beetje herkent.

Net zoals je het onderwerp kan herkennen aan namen van mensen, dieren of dingen en je de persoonsvorm kan herkennen aan een werkwoord, kun je ook het lv herkennen. Dit is iets moeilijker dan het herkennen van een persoonsvorm of onderwerp, maar je kan het jezelf wel aanleren.

Er zijn twee manieren.

  1. Is er een woord in de zin waarmee iets gebeurt?
  2. Zit er nog een naam of ding in de zin naast het onderwerp?

Is er een woord in de zin waarmee iets gebeurt?

In sommige zinnen is al heel snel duidelijk dat er een woord in zit waar iets mee gebeurt, zoals in de zin “Robin koopt een nieuwe computer in de winkel”. Het is duidelijk dat “een nieuwe computer” gekocht wordt door Robin. Dit woord overkomt dus iets, zonder dat het zelf iets doet. Een teken dat het een lijdend voorwerp kan zijn.

In de zin “Oom Lester heeft baklava gemaakt” is duidelijk dat er iets gemaakt wordt door oom Lester. Het woord “baklava” kan dan dus ook een lv zijn.

Zit er nog een naam of ding in de zin naast het onderwerp?

In zowel de zin “Robin koopt een nieuwe computer in de winkel” als “Oom Lester heeft baklava gemaakt” zitten naast de onderwerpen Robin en oom Lester nog andere woorden die naar een persoon of ding verwijzen, namelijk:

  • In zin 1: een nieuwe computer en de winkel
  • In zin 2: baklava

Dit zijn tekenen dat er een lijdend voorwerp in een zin kan zitten. Maar let op: dat hoeft dus niet! Weet je nog dat er zinnen waren waar geen lijdend voorwerp in zit, zoals “In de straat rijdt een geel busje”? Daar zit naast het onderwerp “een geel busje” ook nog “de straat”, maar dit is geen lijdend voorwerp.

Het lv omvat alles

Het lijdend voorwerp kan soms lang en soms kort zijn. Het omvat in ieder geval alles wat volgt op de vraag “Wie of wat + onderwerp + gezegde?”, ook als het telwoorden, rangtelwoorden of bijvoeglijk naamwoorden omvat. Bekijk de voorbeelden maar eens.

Voorbeeld 1: lijdend voorwerp bevat telwoorden

Lees de zin:

Op de markt heeft mama drie tomaten gekocht.

Wie of wat heeft mama gekocht?

Antwoord: drie tomaten

Dit bevat dus ook het telwoord “drie” in de zin.

Voorbeeld 2: lijdend voorwerp bevat bijvoeglijk naamwoord

Lees de zin:

Op de markt heeft mama heerlijke sinaasappels gekocht.

Wie of wat heeft mama gekocht?

Antwoord: heerlijke sinaasappels

Dit bevat tevens het bijvoeglijk naamwoord “heerlijke” dat iets zegt over de sinaasappels.

Voorbeeld 3: lijdend voorwerp bevat telwoord en bijvoeglijk naamwoord

Lees de zin:

Op de markt heeft mama drie sappige tomaten gekocht.

Wie of wat heeft mama gekocht?

Antwoord: drie sappige tomaten

Dit lv bevat zowel het telwoord “drie” als het bijvoeglijk naamwoord “sappige”.

Lijdend voorwerp in een zin gevonden? Controleer het!

Wil je zeker weten of je aan het einde van een zin het goede lv gevonden hebt? Beantwoord dan altijd deze vraag: wie of wat wordt/ worden …?

Hoe vind je het lijdend voorwerp in de zin? Check wie of wat wordt/ worden...

Op de plaats van de puntjes zet je het werkwoord van de zin. We doen het voor met alle zinnen die we als voorbeeld hebben gebruikt.

“Robin koopt een nieuwe computer in de winkel.”

Wie of wat wordt gekocht? Een nieuwe computer.

“Oom Lester heeft baklava gemaakt.”

Wie of wat wordt gemaakt? Baklava.

“Op de markt heeft mama drie sappige tomaten gekocht.”

Wie of wat worden gekocht? Drie sappige tomaten.

Lijdend voorwerp voorbeeldzinnen

Omdat niet elke zin een lv heeft en je de lv best snel kunt herkennen, hieronder een aantal voorbeeldzinnen mét een lijdend voorwerp (lv).

  • Lizzy legt haar telefoon weg.
  • Meneer Janssen wast de auto.
  • Mama bakt een taart in de keuken.
  • Yun gooit de bananenschil weg.
  • Per hangt zijn telefoon aan de oplader.

Lijdend voorwerp oefenen

Je hebt nu alles gelezen over het lijdend voorwerp in een zin. De hoogste tijd om te gaan oefenen. Print het spiekbriefje uit als je nog hulp nodig hebt. Hieronder vind je een spelletje om het lijdend voorwerp te oefenen. Je leest steeds een zin. Eronder staan vier woorden. Tik het lijdend voorwerp aan. Als het goed is, ga je door naar de volgende opgave.

Wat is het lijdend voorwerp?

Spelling oefenen

Bureau Bijles heeft op verzoek van ouders een aantal uitgebreide oefenboeken voor spelling samengesteld. De oefenboeken bevatten oefenmateriaal voor de belangrijkste toetsen in het basisonderwijs. Ook woordsoorten en zinsdelen komen hierin terug. Lees er alles over in ons uitgebreide artikel over spelling oefenen.

Spelling oefenen werkbladen met lv