Het meewerkend voorwerp vinden lukt je als je de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde, eventueel het lijdend voorwerp in de zin hebt gevonden. Je vindt het mv door de vraag:

Aan wie/ Voor wie + onderwerp, gezegde en eventueel lijdend voorwerp?

Aan wie of voor wie + onderwerp + persoonsvorm/ gezegde + lijdend voorwerp? = mv

Voorbeeld

Lees de zin:

Pank geeft zijn jas aan de juf.

Ga op zoek naar de persoonsvorm (pv), het onderwerp (o) en het gezegde (g). Ga op zoek naar het lijdend voorwerp (lv).

Persoonsvorm: geeft

Onderwerp: Pank

Gezegde: geeft

Lijdend voorwerp: zijn jas

Beantwoord de vraag voor het meewerkend voorwerp (mv) door te vragen:

Aan wie/ Voor wie + onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp?

Aan wie geeft Pank zijn jas?

Antwoord: de juf

Het mv in deze zin is: de juf.

Wat is een meewerkend voorwerp?

Vaak wordt het mv gezien als een persoon of ander levend wezen, een instantie of bedrijf of een object dat iets krijgt, iets ontvangt. In  veel gevallen begin het mv met de voorzetsels ‘aan’ en ‘voor’. Daarmee is het mv goed te herkennen.

Wanneer ‘aan’ en ‘voor’ niet in de zin staan, kunnen die voorzetsel er vaak wel bij gedacht worden. Bijvoorbeeld:

Teun vroeg zijn vader of hij later thuis mocht komen.

Teun vroeg aan zijn vader of hij later thuis mocht komen.

De eerste prijs gaat naar basisschool ’t Kevertje.

De eerste prijs wordt aan basisschool ’t Kevertje gegeven.

Hoewel het bij het meewerkend voorwerp vaak om een mens, instantie (zoals basisschool ’t Kevertje) of een dier gaat, kan het ook om iets abstracts gaan. Het is dan geen mens, instantie, dier of ding. Bijvoorbeeld:

De juf hecht veel waarde aan samenwerking.

Mijn oma is enorm voor eerlijkheid.

Stappenplan

Wil je voortaan het mv snel vinden? Gebruik dan het handige stappenplan.

  1. Zoek de persoonsvorm of het gezegde (pv) (gez)
  2. Zoek het onderwerp (o)
  3. Zoek het lijdend voorwerp (lv), als het er is
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (mv) door deze vraag in te vullen:

Aan wie/ Voor wie _____(o)_____ _____(pv/gez)______ _____(lv)_____?

Tip: Print dit spiekbriefje met het stappenplan uit. Knip het uit en plak het in je spellingschrift of op je tafel. Vanaf nu zal jij elk mv kunnen vinden.

Hulpkaartje om het meewerkend voorwerp te vinden.

Oefenen met het mv

Met het stappenplan in je achterhoofd en het spiekbriefje op je tafel, is het tijd om te gaan oefenen met het mv. Wat is het mv in onderstaande zinnen?

  1. Ik gaf mijn zus een mooi cadeau.
  2. Hij stuurde zijn moeder een brief.
  3. We vertelden de kinderen een spannend verhaal.
  4. De leraar legde de leerlingen de opdracht uit.
  5. Jij bracht je ouders bloemen.
  6. Wij stuurden onze buren een uitnodiging.
  7. De directeur beloofde de werknemers een bonus.
  8. Ik maakte mijn oma een kopje thee.
  9. Hij gaf zijn broer een stevige handdruk.
  10. Ze vertelde haar vriendin een geheim.
  11. Jij stuurde je collega een e-mail.
  12. Wij gaven de kat wat melk.
  13. De dokter schreef de patiënt medicijnen voor.
  14. Hij schonk zijn vader een glas wijn in.
  15. Ze vertelde haar kinderen een sprookje voor het slapen gaan.

De antwoorden vind je onderaan in dit artikel.

Zit er in elke zin een mv?

In elke zin zit een persoonsvorm en onderwerp. Maar hoe zit dat met het meewerkend voorwerp? Het mv zit niet in alle zinnen. Hieronder een paar zinnen waar geen mv in zit.

  • Felix koopt een kat.
  • Vince en Imran hebben veel plezier samen.
  • Oom Co verkoopt zijn auto.

Op deze zinnen is de vraag “Aan wie/ Voor wie + onderwerp, gezegde en eventueel lijdend voorwerp?” niet van toepassing.

Het mv herkennen

Kun je het meewerkend voorwerp herkennen? Ja, vaak wel. Als in zinnen het mv zit, herken je dat aan de voorzetsels ‘aan’ en ‘voor’. Wanneer die voorzetsels niet letterlijk in de zinnen staan, kun je ze er vaak wel bij denken. Ook het woord ‘bij’ kan verwijzen naar een meewerkend voorwerp, al komt die minder vaak voor. Hieronder voorbeelden van ‘aan’, ‘voor’ en ‘bij’:

  • Goos geeft de knuffel aan zijn broertje. (mv = zijn broertje)
  • Harm koopt een kop koffie voor mij. (mv = mij)
  • Hij trekt een nieuwe romper bij de baby aan. (mv = de baby)

Zelf oefenen

Nu je weet hoe je het mv vindt, is het tijd om te oefenen. In het spel hieronder staat steeds een zin. Klik vervolgens het mv aan en zie of het klopt. Gebruik gerust het stappenplan of je spiekbriefje.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Spelling oefenen

Op verzoek van veel ouders heeft Bureau Bijles een aantal uitgebreide oefenboeken voor spelling gemaakt. Deze oefenboeken bevatten oefenstof voor de belangrijkste toetsen van spelling in het basisonderwijs. Ook woordsoorten en zinsdelen komen hierin terug. Lees er in ons uitgebreide artikel over spelling oefenen alles over.

Spelling oefenen

Antwoorden

Hier volgen de antwoorden van de 15 voorbeeldzinnen: 1 mijn zus; 2 zijn moeder; 3 de kinderen; 4 de leerlingen; 5 je ouders; 6 onze buren; 7 de werknemers; 8 mijn oma; 9 zijn broer; 10 haar vriendin; 11 je collega; 12 de kat; 13 de patiënt; 14 zijn vader; 15 haar kinderen.