Spelling oefenen met je kind? Dan is het handig om te weten wat spelling op de basisschool precies inhoudt. Welke onderdelen komen er bij spelling kijken en – nog belangrijker – welke regels zijn er allemaal?

In deze uitgebreide kennisbank vertellen we je alles over spelling vanaf groep 3 tot en met groep 8.

Spelling basisschool

Hoe ziet de ontwikkeling van spelling op de basisschool er nu precies uit? Hieronder geven we per groep aan wat kinderen leren op het gebied van spelling.

Spelling in groep 3

Het echte spellen begint in groep 3. Hoewel kinderen in de kleuterklas echt wel met woordjes in aanraking komen, gaat het dan vaak eerder om woordenschat dan om de schrijfwijze.

Waar in groep 3 begonnen wordt met het leren lezen, komt ook het leren schrijven aan bod. In de eerste helft van groep 3 zal vooral het leren schrijven centraal staan, vanaf de tweede helft komt ook de correcte spelling kijken.

In groep 3 wordt begonnen met klankzuivere woorden,  oftewel woorden die je opschrijft zoals je ze zegt: maan, aap, kip, dop en pen. Lastiger wordt het als de woorden niet meer klankzuiver zijn: mooi (wordt vaak als mooj geschreven) en dier (wordt vaak als dir geschreven).

Spelling in groep 4

In groep 3 is de basis voor spelling gelegd en zijn de kinderen gewend geraakt aan woorden waarvan de klank onzuiver is. In groep 4 wordt daarop verder gegaan. Ook krijgen de kinderen in groep 4 de woorden met twee tekens, zoals ei/ij, au/ou, ee, oo, uu, ie en ui. Veel van deze woorden worden ook wel “weetwoorden” genoemd. Je moet gewoon weten hoe je ze schrijft en dat doe je door ze veel te schrijven.

Spelling in groep 5

Het redelijke overzichtelijke spelling gaat in groep 5 drastisch veranderen. Het Nederlands is nu eenmaal een complexe taal. We hebben zo’n veertig verschillende klanken en voor veel klanken maar één letter! Denk maar eens aan de letter e. In het woord ‘regenen’ hoor je hem al op twee manieren terugkomen (éé en úh alsof je zegt rééguhnuhn) en dan heb je ook nog de korte klank (è, zoals in scène) en de lange klank (é, zoals in café).

In groep 5 gaan kinderen hun eerste categorieën leren. Deze categorieën zijn – afhankelijk van de lesmethode die de school gebruikt – overzichtelijk gemaakt en in regels gevangen. De categorie “hakwoord” in de lesmethode Staal geeft bijvoorbeeld alle woorden die je in één lettergreep op kunt noemen aan (straf, film, strip). Zo komen in  groep 5 meerdere categorieën voorbij en worden onder meer deze korte hakwoorden benoemd, maar ook:

  • Woorden met -aai, -ooi en -oei
  • Woorden met -eeuw en -ieuw
  • Woorden met een ‘t’-klank op het eind, maar die je ook met een d zou kunnen schrijven (platteland, wereld)
  • Woorden met een voor- of achtervoegsel

En zo nog heel veel categorieën meer.

Maar daar blijft het niet bij. Kinderen gaan in groep 5 ook aan de slag met werkwoordspelling! En dan is er ook nog een start van grammatica. Kinderen moeten de werkwoorden (doe-woorden) uit een tekst kunnen benoemen.

Spelling in groep 6

In groep 6 wordt verder gegaan met nog meer categorieën op het gebied van woorden spellen. Nieuwe categorieën zijn onder meer:

  • Meervouden met ‘s (zebra’s, puppy’s)
  • Tijdsaanduidingen die starten met ‘s (’s morgens, ’s zomers)
  • Hoofdletters bij namen
  • Woorden die klinken als een s maar met c geschreven worden
  • Woorden die eindigen op -tie

Werkwoordspelling krijgt meer en meer ruimte. Kinderen moeten in groep 6 niet alleen de ik- en de ander-vorm van een woord kunnen spellen in tegenwoordige tijd, maar ook in verleden tijd én voltooide tijd. Het (werkwoordelijk) gezegde komt aan bod.

Grammatica wordt vanaf groep 6 steeds belangrijker. Hoewel grammatica en zinsontleding zeer uitgebreid zijn wordt op de basisschool niet alles behandeld. In groep 6 wordt in ieder geval een beginnetje gemaakt met de persoonsvorm (het werkwoord werd in groep 5 al gezocht), het onderwerp en het gezegde van de zin. Maar veel methodes introduceren ook andere woordsoorten, zoals lidwoorden, voegwoorden, de trappen van vergelijking en zelfstandige naamwoorden.

Spelling in groep 7

Groep 7 is letterlijk de overtreffende trap van  groep 6. Veel categorieën worden uitgebreid met nog meer extra woorden, maar er zijn ook heel veel nieuwe regels bij. Kinderen gaan aan de slag met leenwoorden uit het Frans en Engels, ’s bij bezit, woorden die eindigen op –isch(e), woorden met een x, tremawoorden, het koppelteken en Latijnse voorvoegsels.

Klankveranderende en klankvaste werkwoorden spelen een rol bij werkwoordspelling. Want het werkwoord antwoorden is een klankvast werkwoord (ook wel zwak werkwoord, volgens bepaalde lesmethodes) en verandert in de verleden tijd niet van klank (ik antwoord – ik antwoordde), maar zwemmen is wel klankveranderend (ik zwem – ik zwom). Dat betekent dat de regels van ’t sexy fokschaap of ’t ex-kofschip alleen bij klankvaste werkwoorden kunnen worden gebruikt…

De grammatica wordt in rap tempo uitgebreid. Naast persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lidwoorden, voegwoorden, zelfstandige naamwoorden en de trappen van vergelijking komen daar in groep 7 het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp, het bijvoeglijk naamwoord, voorzetsels en (rang)telwoorden bij.

Kinderen leren vanaf groep 7 ook meer over leestekens, zoals punten en komma’s, dubbele punten, uitroep- en vraagtekens en aanhalingstekens. Uiteraard wordt er dan van uit gegaan dat ze het gebruik van hoofdletters beheersen.

Spelling in groep 8

Net als voor de meeste vakken geldt wordt er ook op het gebied van spelling in groep 8 vooral herhaald. Dat betekent dat leerlingen in groep 8 de diepte induiken. Ze leren complexe woorden schrijven (de zogenaamde weetwoorden), leren onderscheid maken tussen klanken (voorvoegsel en achtervoegsel) en bereiden zich voor op het schrijven van leenwoorden en Latijnse voorvoegsels.

Qua werkwoordspelling worden de zinnen complexer en moeten de werkwoorden vervoegd worden in verschillende tijden (waarbij veel aandacht uit gaat naar de uitgangen +t, +dt in de tegenwoordige tijd en +te en +de in de verleden tijd). Kinderen moeten het onderwerp stelliger bepalen om het enkelvoud of meervoud te bepalen (Want is het nu Een aantal kinderen loopt naar school of Een aantal kinderen lopen naar school?).

Grammatica brengt weinig nieuws. Wel worden alle onderdelen van zinsontleding uit groep 7 bij kinderen in groep 8 ook verwacht en zijn de zinnen die ze moeten ontleden complexer (waardoor er uit elke zin meer te halen valt).

Meer info over de categorieën, regels en afspraken

Er is heel veel te vertellen over de categorieën, regels en afspraken per groep. Wil jij spelling oefenen met je kind? Lees dan voor een gedetailleerde beschrijving van de spellingscategorieën, regels en afspraken de artikelen over spellingsregels per groep:

De spellingsles

Je hebt het al kunnen lezen, maar in de spellinglessen wordt (zeker vanaf groep 5) een duidelijk onderscheid gemaakt in drie subonderdelen:

  • Woorden (die geen werkwoord zijn, ook wel niet-werkwoorden genoemd)
  • Werkwoorden (en werkwoordspelling)
  • Grammatica

Deze onderdelen worden vaak beurtelings behandeld in een les. Zo zal les 1 van elk blok over woorden kunnen gaan, les 2 en 3 over werkwoordspelling en les 4 over grammatica. Wederom is dit afhankelijk van de gebruikte lesmethode.

Niet-werkwoorden

Bij niet-werkwoorden gaat het om de juiste spelling van allerlei woorden die geen werkwoord zijn. Hierbij geldt een hele reeks aan regels. Om een idee te geven:

  • Woorden waarbij de s als c geschreven wordt (citroen)
  • Woorden waarbij de k als c geschreven wordt (cactus)
  • Woorden die eindigen op –ische (typische) of op –tie (politie)
  • Woorden met een x of y
  • Woorden die je langer moet maken
  • Woorden met een voorvoegsel of achtervoegsel
  • Woorden die eindigen op –eeuw of –ieuw, -eer, -oor of –eur.

Werkwoorden

Al vrij jong leren kinderen dat werkwoorden ‘doe-woorden’ zijn. Je kunt er ‘ik’ of ‘een ander’ (hij, zij, oom Klaas of tante Anita) voorzetten, die het woord dan uitvoert. Zoals:

  • Ik antwoord, oom Klaas antwoordt of tante Anita antwoordde
  • Ik vis, tante Anita viste
  • Ik schreeuw, ik schreeuwde, oom Klaas schreeuwde

Er zijn heel veel werkwoorden, dus hier kunnen kinderen eindeloos in doorgaan. Het gaat er bij deze lessen om dat kinderen de regels van vervoeging kennen. Hoe vervoeg je woorden in de tegenwoordige en verleden tijd? Wat doet ’t ex-kofschip of sexy fokschaap? Dat is waar het bij werkwoordspelling hoofdzakelijk om gaat.

Grammatica

Sommige scholen noemen grammatica ook wel zinsontleding. In het basisonderwijs komt dat vaak ook op hetzelfde neer. Het gaat hierbij om het benoemen van allerlei woordsoorten, zoals persoonsvorm, onderwerp, gezegde, bijvoeglijk naamwoord, lijdend voorwerp, persoonlijk voornaamwoord, zelfstandig naamwoord, telwoord, rangtelwoord, voorzetsels, lidwoorden en meewerkend voornaamwoord.

Over lesmethodes

Er zijn verschillende methodes die scholen kunnen gebruiken om lessen in spelling te geven. Deze lesmethodes worden door scholen vaak voor langere tijd aangeschaft. Tegenwoordig zijn veel lesmethodes ook digitaal en kunnen die tussentijds worden aangepast naar nieuwere regels.

Alle lesmethodes hanteren een aanpak om op het gebied van niet-werkwoorden, werkwoorden en grammatica les te kunnen geven. Kinderen krijgen dus alle kennis aangereikt via deze lesmethodes.

Cito-toetsen voor spelling

Per jaar vinden er twee Cito-toetsen plaats voor spelling. Er is een toets voor niet-werkwoorden en voor werkwoorden. Op de Cito-toets voor niet-werkwoorden moeten kinderen een dictee maken. In het dictee worden woorden gevraagd die kinderen foutloos moeten spellen.

Afhankelijk van de Cito-versie kan er nog een dictee worden afgenomen (de nieuwere Cito) of wordt er een opdrachtenboekje gemaakt (de Cito van voor 2018). Het gaat er in elk geval om dat kinderen de juiste spelwijze van een aantal worden kennen.

Werkwoordspelling wordt los getoetst. Wederom aan de hand van een dictee, een vervolgdictee of een opdrachtenboekje. Het gaat er hierbij om dat kinderen de gevraagde werkwoorden foutloos kunnen vervoegen en de regels kunnen hanteren die er bij deze vervoeging gelden.

In groep 7 maken kinderen ook de Entreetoets en in groep 8 de Eindtoets (bijvoorbeeld de Centrale Eindtoets Primair Onderwijs, voorheen Cito-toets). In beide toetsen is veel aandacht voor spelling. Hierbij komen zowel niet-werkwoorden, werkwoorden als grammatica voorbij.

Oefenen voor spelling

Spelling oefenen kan zinvol zijn. Er komen heel veel categorieën en woorden op kinderen af en vooral door herhaling kunnen zij deze trainen. Als een kind op school uitval vertoont op het gebied van spelling, kun je als ouder helpen.

We hebben een aantal oefenboeken welke daarbij kunnen helpen.

De voordelen van dit oefenen zijn dat kinderen de juiste categorie (onafhankelijk van een lesmethode) aangeleerd krijgen en vanaf dan foutloos toe kunnen passen en dat u als ouder zicht blijft houden op deze ontwikkeling.